Een vlammetje als startpunt
Wesseling ziet innovatie niet als iets dat van bovenaf wordt opgelegd. Integendeel. “Als een directeur een technologie introduceert waar niemand om gevraagd heeft, kan hij dat misschien één of twee keer doen om mensen wakker te schudden. Maar zo bouw je geen innovatieve organisatie,” zegt hij. “Vernieuwing ontstaat alleen als mensen het gevoel hebben dat ze ertoe doen. Dan gaan ze proberen, fouten maken – en dus leren.”
Bij Weener XL kwam het leerproces op gang toen Wesseling deelnam aan Initiate, een VNG-initiatief voor maatschappelijke innovatie. Daar ontdekte hij hoe cruciaal het is dat een organisatie de implementatie van nieuwe ideeën actief ondersteunt. Medewerkers met goede ideeën hebben niet alleen inspiratie nodig, maar ook toegang tot middelen, een relevant netwerk en voldoende mandaat. Pas dan krijgt vernieuwing echt de ruimte om te groeien.
Dit wakkerde het vuurtje aan om andere ideeën te bedenken. Wesseling vroeg collega Mark Scheutjens om mee te denken en die was enthousiast. “Hier moeten we echt iets mee” zei Scheutjens. Dat werd het startpunt voor Lab XL. Wesseling: “We pitchten ons plan bij onze directeur, die zei: ‘Ga maar doen.’” Die reactie was cruciaal. “Hij begreep dat we een plek wilden bouwen waar medewerkers hun ideeën konden realiseren, gedragen door henzelf – niet door opgelegde plannen van bovenaf.”
Een beetje gek zijn voor vernieuwing
Lab XL begon klein. “Eerst met een halve FTE. Gewoon kijken wat werkt.” De aanpak was bottom-up: ideeën kwamen vanuit de werkvloer. De variatie in projecten was groot, dat ging van een kleine administratieve optimalisatie naar het plaatsen van LKS op de blockchain. Gaandeweg groeide het initiatief uit tot een volwaardige projectorganisatie met een eigen community.
In die community ligt de kracht, benadrukt Wesseling: “We organiseerden sessies rond een thema. Er kwam iemand vertellen over de toekomst van werk, en daarna gingen mensen in gesprek. Daaruit ontstonden ideeën die we direct gingen oppakken.”
De aanpak was radicaal anders dan wat hij in de sector gewend was: “Je hebt een club mensen nodig die het leuk vindt om door de modder te waden. Want innovatie is afscheid nemen van wat oud is. Dat doet pijn. Daar moet je een beetje gek voor zijn.”
Een ecosysteem oprichten
Een opvallend kenmerk van Lab XL is hoe het netwerk eromheen tot stand kwam: niet vanuit beleid, maar vanuit behoefte. “We hebben niet eerst een opleider erbij gevraagd en daarna bedacht wat we ermee gingen doen,” vertelt Renço. “We hadden een idee, en pas toen gingen we op zoek naar de juiste partijen om het uit te voeren.”
Zo ontstond een ecosysteem waarin techpartijen, onderzoekers en andere werkontwikkelbedrijven samenwerkten. Studenten van Fontys dragen bij aan nieuwe projecten, en testen of oplossingen echt werken. “Uiteindelijk hebben we Stichting STIP opgericht om de technologieën en innovaties te bewaren en op te schalen naar andere gemeenten.”
Concrete impact
De resultaten mogen er zijn. Eén van de successen is een VR-toepassing die inmiddels in vijftig gemeenten wordt gebruikt. Maar Wesseling vindt de culturele verandering minstens zo belangrijk: “Lab XL is ook een plek geworden waar medewerkers weten: als ik een idee heb, kan ik daar iets mee. Dat is zó waardevol.”
Bovendien bracht Lab XL andere werkontwikkelbedrijven bij elkaar. “We werken nu met vier ontwikkelbedrijven aan gezamenlijke innovatieprojecten. We leggen allemaal geld in, zodat we samen echt iets goeds kunnen maken – in plaats van allemaal individueel een beetje.”
Wat werkt (en wat niet)
Wat kunnen andere organisaties leren van Lab XL? Wesseling noemt drie cruciale lessen:
- Zorg voor een energieke kern
“Het gaat niet om kwantiteit, maar om energie. Kom niet naar innovatiesessies voor de inspiratie als je er vervolgens niks mee doet. Zoek mensen die echt iets willen veranderen.”
- Bied een vangrail, geen gevangenis
“Laat mensen experimenteren, maar geef ook kaders. Als iemand AI wil combineren met persoonsgegevensis dat een behoorlijke rode vlag. Dus geef grenzen mee, maar binnen die grenzen zijn ze wel vrij. Zonder vangrail laat je het vlammetje weer doven.”
- Bescherm het proces tegen systeemdruk
“Zodra iets een succes is, bemoeit iedereen zich ermee. Voor je het weet wordt het opgeslokt door het systeem en raakt het zijn kracht kwijt. Houd de energie en eigenaarschap bij de mensen die het dragen.”
Kijk naar de toekomst – en handel ernaar
Volgens Wesseling is de toekomst van werkontwikkelbedrijven onlosmakelijk verbonden met wendbaarheid en vernieuwing. “We zijn als branche vaak trots, maar niet gewend om samen te werken. Iedereen is op z’n eilandje iets aan het uitvinden. Maar als je echt wilt innoveren, moet je naar buiten kijken.”
Inclusieve technologie is volgens hem niet het doel, maar een middel. “We moeten anders gaan denken over wat onze waarde is. Bijvoorbeeld: een groenvoorziening is niet alleen schoffelen. Het is werk, vergroening, CO₂-reductie. We moeten al die waarde kapitaliseren, en technologie kan ons daarbij helpen.”
Zijn oproep aan de sector is helder: “Als je blijft doen wat je deed, ga je het niet redden. Het is tijd voor lenige organisaties. En dat begint bij mensen. Geef ze ruimte, geef ze vertrouwen. En laat ze gewoon beginnen.”
Meer weten?
Werkontwikkelbedrijven bestaan in allerlei verschillende vormen en maten. Ze delen een gemeenschappelijk doel: hun kandidaten en medewerkers de beste kansen bieden op de arbeidsmarkt. Daarvoor is innovatie nodig. In Kijken naar Kansen vertellen directeuren en medewerkers hoe zij kijken naar innovatie op het gebied van inclusieve technologie in hun organisatie.