Op dat moment was ik nog financieel beleidsadviseur. Cijfers laten kloppen, risico’s vermijden – dat was mijn wereld. Ik dacht: dit platform is tijdelijk, straks pakt “het systeem” het wel op. Nou, mooi niet dus.
De eerste jaren waren vooral praten, uitleggen, verdedigen. Want wat onbekend is, blijft onbemind. Werkgevers vroegen zich af waarom ze “iets met technologie” moesten voor mensen met een ondersteuningsvraag. Professionals vonden het spannend of gewoon gedoe. En altijd diezelfde vragen: Is er een businesscase? Wie betaalt dit? Past het in de structuur? Zulke vragen smoren vernieuwing nog voordat je iets geprobeerd hebt.
Toch dendert de trein door. Kijk naar kunstmatige intelligentie: jarenlang hoorde je er niemand over, en nu gebruikt iedereen ChatGPT alsof het er altijd al was. Zo gaat innovatie – langzaam, langzaam… en dan ineens overal.
Bij inclusieve technologie gaat dat niet vanzelf. We wachten op rapporten, commissies, garanties. Ondertussen zitten duizenden mensen thuis, terwijl de oplossingen er al zijn: een exoskelet dat zwaar werk verlicht, een bril die gebaren omzet in tekst, een tool die gesprekken toegankelijk maakt.
De vraag is niet óf er een businesscase is. De vraag is: kunnen we het ons permitteren om níet te innoveren?
Durf te pionieren. Niet wachten tot het systeem klaar is, maar het systeem uitdagen. Soms mislukt iets – prima. Dan heb je geleerd. Maar wat als het lukt?
Want wachten… dát is de échte innovatiekiller.